Vlinders

Atalanta 
De atalanta is net als de distelvlinder een trekvlinder. Elk voorjaar komen de atalanta’s vanuit Zuid-Europa aan gevlogen om zich hier voort te planten. De eitjes worden een voor een afgezet op grote brandnetel. In Nederland heeft de atalanta twee generaties,zodat de vlinders tot in oktober te zien zijn. De atalanta is een echte nectarliefhebber. Naast de akkerdistel zijn de vlinderstruik, klimop, dahlia, koninginnenkruid en aster het meest in trek. In de nazomer wordt de vlinder ook vaak aangetroffen op rottend fruit. Vanaf eind september trekken de atalanta’s voor een deel terug naar het zuiden.

 

Dagpauwoog 
De dagpauwoog is samen met de kleine vos misschien wel de meest algemeen in tuinen voorkomende dagvlinder. De vlinderstruik is zijn favoriete nectarplant, maar ook op andere nectarproducerend bloemen is de vlinder te vinden. De enige voedselplant voor de rupsen is de grote brandnetel. De soort verpopt aan de waardplant of vlak in de buurt daarvan. De dagpauwoog overwintert als vlinder op vochtige koele plaatsen, bijvoorbeeld in boomholten, houthopen, schuren, kelders of op koele zolders.

 

Distelvlinder 
Distelvlinders zijn echte trekvlinders. Van uit Noord-Afrika breiden ze zich in goede trekjaren zelfs tot aan de poolcirkel uit. Er zijn ook jaren waarin de distelvlinder in ons land heel schaars is of totaal ontbreekt. De meest geliefde nectarplanten zijn diverse soorten distels, vlinderstruik, dahlia, koninginnenkruid en aster. De eitjes worden een voor een afgezet op verschillende distelsoorten, klissoorten of de grote brandnetel. De rups is licht- of donkergrijs met lijnen op de rug en onderbroken gele streep op de zijkant. Er is in Nederland meestal maar een generatie per jaar. In het najaar trekken de hier geboren vlinders zuidwaarts.Ze zijn niet instaat onze winter te trotseren.

 

Gehakkelde aurelia 
De gehakkelde aurelia is gemakkelijk te herkennen aan zijn gehakkelde vleugel randen. Behalve nectar van diverse bloemen is voor deze vlinder ook rottend fruit een geliefde voedselbron. Brandnetel, (bos)wilg,hop, iep, aalbes en kruisbes zijn de bekendste voedselplanten van de rups. De volgroeide rups is roodbruin met op de achterste helft van zijn rug een witte vlek. De rups lijkt hierdoor sprekend op een vogelpoepje. De vlinder zelf is met dichtgeslagen vleugels net een verdord blad. De volwassen vlinders overwinteren bij voorkeur vlakbij de grond in een takkenbos of in houtstapels en soms in een vochtige kelder.

 

Bont zandoogje 
Het bontzandoogje is een soort vlinder van van bossen en bosranden.Hij komt vooral in het zuiden en oosten van ons land voor.  Als u daar woont, is het heel goed mogelijk dat deze vlinder uw tuin bezoekt. Het mannetje vertoont opvallend territoriaal gedrag. Van zijn zonnige plekje verjaagt hij alle andere insecten, behalve een vrouwelijke soort genoot. Diverse soorten nectarplanten zijn in trek bij deze vlinder soort. Braam, distel, koninginnekruit struikheide en ook de cotoneaster behoren tot de lange lijst van nectar planten.De eitjes worden afgezet op verschillende soorten grassen. Het bont zandoogje heeft drie generaties per jaar en van eind maart tot in oktober te zien.

 

Bruin zandoogje 
Het bruin zand- oogje is een vlinder van bloemrijke graslanden en ruigten,maar hij wordt ook wel in tuinen en parken gezien. De soort heeft een generatie per jaar en vliegt van juni tot in augustus. Het vrouwtje zet een voor een haar eitjes af op grassen of ze laat de eitjes gewoon vallen terwijl ze boven een grasland vliegt. de rupsen overwinteren diep weggekropen in graspollen, maar ze houden geen echte winterslaap. Als het niet te koud is,eten ze gewoon door van de nog aanwezige groene grassprietjes. Daarom is het belangrijk dat de laatste maaibeurt in september plaats vindt, zodat het gras nog wat kan groeien.

 

Kleine vos 
Al vroeg in het voorjaar komen de kleine vossen uit hun overwinterings plekje tevoorschijn. Op zolder, in kelder of in een holle boom hebben ze de winter doorgebracht. Afhankelijk van het weer heeft deze vlinder twee of drie generaties per jaar. De eitjes worden in groepjes op de grote brandnetel afgezet. De zwarte rupsen hebben vier gele lengtestrepen en zijn bedekt met doorns. Als ze nog klein zijn, leven ze in groepjes bij elkaar in spinsels. De klein vos is regelmatig in tuinen te zien op zoek naar nectar. De vlinder is niet kieskeurig en is dan ook op zeer veel soorten bloemen te vinden

 

Kleine vuurvlinder 
De kleine vuurvlinders een soort van bloemrijke, schrale graslanden, wegbermen en heiden, maar ook in tuinen komt hij voor. De soort overwintert als klein rupsje aan de voet van de waardplant(schapenzuring of veldzurig) en kruipt bij vorst weg in de strooisel- laag. Na verpopping verschijnt de vlinder in mei. De eerste generatie vliegt half juni, de tweede en eventueel derde generatie vliegt van juli tot in oktober. Het mannetje vertoont vel territoriaal gedrag. Hij kiest een markant plekje uit en verjaagt daar elke mannelijke soortgenoot en ook andere insecten. Mannetjes en vrouwtjes zien er bijna hetzelfde uit, maar door hun gedrag onderscheiden ze zich.

 

Icarus Blauwtje 
Alleen het mannetje je heeft helder blauwe vleugels. Bij het vrouwtje zijn de vleugels aan de bovenkant bruin met een blauwe waas. Het icarus blauwtje is regelmatig in tuinen te vinden op zoek naar voedsel. Het is geen kieskeurige soort. Ook wat betreft de waardplant hout de vlinder het niet bij een soort. Er zijn verschillende klaversoorten waarop het vrouwtje haar eitjes tussen de bloemen afzet. De meest in de smaak vallende waardplant is gewone rolklaver. De rups eet zowel bloemen, vruchtbeginsels als bladeren. Het icarus blauwtje overwintert als rups, diep weggedoken in de kruidlaag. Er zijn twee of soms drie generaties per jaar.

 

Boom blauwtje 
Het boomblauwtje is gemakkelijk te onderscheiden van het icarus blauwtje. Bij het boomblauwtje is de onderkant van de vleugels zilvergrijs met kleine zwarte stipjes;de oranje vlekjes van het icarus blauwtje ontbreken. In tegenstelling tot het icarus blauwtje vliegt deze soort vaak hoog, op enige meters boven de grond. Als u in de tuin een blauwtje ziet, is het meestal een boomblauwtje. Deze soort kan zich op allerlei planten voortplanten,zoals klimop, hulst, kardinaalsmuts, sporkehout, kattenstaart en struikheide. Een bloemrijke tuin waarin ook bovengenoemde waardplanten groeien, is voor dit blauwtje daarom een prima voortplanting plek.

 

Groot koolwitje 
Het groot koolwitje lijkt op het klein koolwitje. Het is uiteraard wat groter en kan ook worden herkend aan de grotere zwarte vleugelpunt op de voorvleugel die langs de bovenrand en zijrand van de vleugel even ver doorloopt. De eitjes worden in groepjes gelegt op diverse kruisbloemigen,op gekweekte koolsoorten en op Oost-Indische  kers. De groengrijze rupsen zijn versierd met zwarte vlekjes en gele strepen en zijn soms lastig in de moestuin. Vaak worden ze echter geparasiteerd door een sluipwesp. Er zijn twee of meer generaties per jaar. De soort overwintert als pop.

 

Klein koolwitje 
Het klein koolwitje is een algemene vlinder, die uw tuin zeker zal bezoeken. Hij lijkt op het groot koolwitje, maar is kleiner en het zwart op de vleugelpunt loopt aan de zijkant van de vleugels minder ver door. Hij vliegt vanaf april tot in oktober in twee of meer generaties. Tot de waardplanten behoren gekweekte koolsoorten, vele kruisbloemigen, resedasoorten en Oost-Indische kers. De eitjes worden een voor een of in kleine groepjes gelegd. De rups is groen en bedekt met korte witte, haartjes. De volgroeide rups is in staat ver van de waardplant vandaan te verpoppen, bijvoorbeeld wel 2 of 3 meten boven de grond tegen muren of hekjes.

 

Oranjetipje 
Het mannetje valt op door de karakteristieke oranje vlek op zijn vleugels. Bij het vrouwtje ontbreekt het oranje en zij lijkt daardoor in de vlucht erg op een kool-witje. Ze is echter te herkennen aan het opvallende vlekkenpatroon op de onderkant van de achtervleugels. Het oranjetipje komt van nature voor in vochtige graslanden die grenzen aan bosranden. Bij deze soort zijn de nectarplant voor de vlinder en de voedselplant van de rups hetzelfde. Pinksterbloem en look zonder look zijn meest gebruikte planten, maar in de tuin zetten de oranjetipjes hun eitjes ook af op judaspenning en damastbloem. Het oranjetipje is een echte lentebode:van half april tot begin juni vliegt hij rond. 

 

Klein geaderd witje  
Het klein geaderd witje is te herkennen aan de donkere aders op de onderkant van de vleugels. Deze algemene soort heeft drie generaties per jaar en is dus een groot deel van het jaar in tuinen te zien. Het vrouwtje zet haar eitjes een voor een op de waardplant af. De rupsen zijn niet kieskeurig, maar voeden zich in het voorjaar bij voorkeur met kruisbloemigen, zoals look zonder look en pinksterbloem. Later in het jaar staan ook Oost-Indische kers, grijskruid, kool en damastbloem op het menu. In tegenstelling tot het groot koolwitje veroorzaakt het klein geaderd witje zelden schade aan moestuinen.

 

Citroen vlinder  
Deze citroengele vlinder heeft aan de voorvleugel een puntige vleugelpunt; aan de achtervleugel bevindt zich halverwege de achterrand een duidelijk puntje. Het vrouwtje is bleekgeel of soms bijna wit. De onderkant van de vleugels is groenachtig van kleur. Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Vooral zonnige plaatsen in open bos en langs bosranden, struwelen op braakliggende percelen en houtwallen in landbouwgebieden; ook parken en tuinen. Waardplanten sporkehout en wegedoorn; vooral jonge struiken op open zonnige plaatsen. Vliegtijd en gedrag eind juni begin oktober en na de overwintering van begin februari begin juni in twee generaties.